Across
- 2. Ik houd niet van honden, maar wel van ...
- 4. Hij zat niet vooraan of achteraan, maar in het ...
- 6. Soldaten gebruiken ... om te schieten.
- 10. Het is ... om er tussen te komen als iemand praat.
- 12. Zijn trui had een ... trui.
- 14. De dode vis ging naar de ...
- 15. Het eten moet nog even in de ... om op te warmen.
- 16. Hij tuitte zijn ... om te zoenen.
Down
- 1. Op het water dreef een ... vis.
- 2. Ik slaap iedere nacht met mijn ...
- 3. Alle leerlingen kregen in het begin van het schooljaar een...
- 5. Hij hoorde de treden van trap ...
- 7. Vroeger werkten de ... voor de rijken.
- 8. In het derde leerjaar is er een heel ... juf.
- 9. De leerlingen ..... veel plezier.
- 11. De lengte van de deur is 2 ...
- 13. Chocolade vind ik erg ...
