Across
- 1. ………………... lucht stijgt.
- 3. ……………….. is een vorm van warmtetransport.
- 5. Als een voorwerp straling .................., warmt dit voorwerp op.
- 11. Een wit en glanzend voorwerp .................. zonnestraling voor een groot deel.
- 12. Water dat door de ………………….. stroomt wordt verwarmd.
- 14. ……………….. is een vorm van warmtetransport.
- 15. Warmtetransport door stromende lucht wordt ook wel ……………………. genoemd.
- 17. Bijna alle ……………….. en gassen zijn slechte warmtegeleiders.
- 19. ……………….. is een vorm van warmtetransport.
- 20. Bij ………………… verbranding ontstaan koolstofdioxide en waterdamp.
- 24. Koolstofmono-oxide wordt ook wel …………………… genoemd.
Down
- 2. .................... in een cv-installatie verwarmen de kamers door het afgeven van warmte aan de lucht eromheen.
- 4. Staal is een goede …………………..
- 6. Je kunt chemische energie omzetten in …………….. door het te verbranden.
- 7. Bij volledige verbranding zie je altijd een ………………… vlam.
- 8. Er zijn warmtebronnen die …………... energie verbruiken.
- 9. De energie in een brandstof wordt ..........energie genoemd.
- 10. Bij onvolledige verbranding ontstaan roet en ……………………….
- 12. Als je iets wilt verwarmen heb je een ......... nodig.
- 13. Koolstofmono-oxide is een zeer …………………… gas.
- 16. Koolstofmono-oxide wordt ook wel …………………… genoemd.
- 18. Erg hete voorwerpen stralen naast warmte, ook zichtbaar ................ uit.
- 19. Bij onvolledige verbranding zie je altijd een ………………… vlam.
- 21. Zonnestraling wordt het best geabsorbeerd als een voorwerp ................... en dof is.
- 22. ………………. lucht daalt.
- 23. De ................. straalt in alle richtingen warmte en licht uit.
