woordzoeker les 1 Nederland

1234567891011121314151617181920
Across
  1. 5. Het dialect.
  2. 7. Opvallend, aandacht vragend.
  3. 9. Dit zeg e van mensen of dingen die een goed beeld geven van de groep waar ze bij horen.
  4. 10. Over iets praten en proberen het eens te worden.
  5. 13. Heel erg Nederlands.
  6. 14. Waaraan je iets of iemand meteen herkent.
  7. 16. Met dialect, of met een accent waaraan je kunt horen uit welke streek iemand komt.
  8. 17. Land maken door (een deel van) een meer of zee droog te maken en er dijken omheen te leggen.
  9. 18. Overdreven trots op je vaderland.
  10. 20. Onderhandelen tot er een besluit valt waar iedereen tevreden mee is.
Down
  1. 1. Bouwsels om het water tegen te houden of de waterstand te regelen, bijvoorbeeld dijken.
  2. 2. Het officiële woord voor de Nederlandse taal.
  3. 3. De hoogte van het zeewater.
  4. 4. De aanblik die een bepaald stuk land biedt, bijvoorbeeld heuvelachtig.
  5. 6. De kleren die mensen in een bepaalde streek of in een bepaald land dragen.
  6. 8. De taal die je het eerst hebt geleerd (van je ouders).
  7. 11. Verlangend naar vroeger.
  8. 12. Een besluit of oplossing waarbij beide partijen een beetje toegeven.
  9. 15. Speciaal bij iemand of iets passend.
  10. 19. Het land waarin je geboren bent.