words lesson 2-Daan vd Giesen

12345678910
Across
  1. 2. hij brengt je waar je naartoe wilt maar je moet wel betalen
  2. 4. niet snel maar ...
  3. 7. dat moet je kopen voor je de trein in gaat
  4. 8. er rijdt een trein op
  5. 9. als iets niet goed koop is maar het is ..transfer met een
  6. 10. hij zit achter het stuur in de auto.
Down
  1. 1. soms moet je met een bus ...
  2. 3. je kan er mee reizen en het gaat door de lucht.
  3. 5. je kan er op rijden en twee wielen
  4. 6. in een spookhuis is het erg ...