Across
- 2. Het ... stak de handen in de lucht.
- 4. De vandaal had een auto ... : er waren deuken en krassen op het koetswerk.
- 6. De politie betrapte de dief op ... . Hij kon dus niet ontkennen dat hij de dader was.
- 9. moment = ...
- 10. De ... vertelt wat hij heeft gezien.
- 12. De ... in de badkamer was kapot en veroorzaakte veel waterschade.
- 14. De overvallers zijn ... verdwenen. Niemand weet waar ze op dit ogenblik zijn.
- 16. Ze droeg geen paardenstaart maar wel een ...
- 19. De manifestanten ... de muren van het politiebureau.
- 22. De ... zoeken al de hele week naar de overvallers.
- 23. Een misdadiger kon ... maar de politie hield zijn medeplichtige aan.
- 24. een auto, een trein of een bus is een ...
- 25. dadelijk, meteen = ...
Down
- 1. De gauwdief had een snor en een ...
- 3. Ik was bang en durfde niet te ... .
- 5. Ik kan de overvaller niet goed beschrijven want hij droeg een ...
- 7. Ik ... de gauwdief maar hij sprong in een vluchtauto.
- 8. De inbreker handelde niet alleen: hij had een ...
- 11. Wie zal voor de ... betalen?
- 13. Ik kan me niet alles ... want ik heb een slecht geheugen.
- 15. De overvaller ... de bankier met zijn wapen.
- 17. niet snel = ...
- 18. Een ... geluid maakte me midden in de nacht wakker.
- 20. De vandaal ... met iets scherps op mijn auto.
- 21. Ik begrijp je niet goed, je uitleg is niet zeer ...
