Across
- 2. De ..... vaart naar de overkant.
- 4. De aarde is niet plat maar .....
- 6. Niet rijden want het stoplicht staat nog op ......
- 8. Sinterklaas heeft klitten in zijn lange ...
- 9. Hij is niet lief maar .....
- 10. De ridder heeft een schild en een .....
- 12. Mijn zusje wordt 5 dus we zetten vijf kaarsjes op de .....
Down
- 1. Als je geen jas aantrekt, krijg je het .....
- 3. Het is niet netjes als je met volle ..... praat.
- 5. De ..... heeft op de stoep gepoept.
- 7. Als ik op vakantie ben, stuur ik jou een .....
- 9. Een muis heeft een dunne, lange .....
- 11. De man sloeg de irritante mug .....
