Woorden op ei of ij

1234567891011121314
Across
  1. 4. De kippen leggen .... .
  2. 5. Rijdt op sporen.
  3. 6. Ik slaag een ... in de plank met mijn hamer.
  4. 9. Als je weg gaat neem je .... .
  5. 10. Niet het begin maar het .... .
  6. 12. Als je niet goed weet wat je moet kiezen, ben je aan het .... .
  7. 14. Geen jongen maar een .... .
Down
  1. 1. Niet groot maar .... .
  2. 2. Er staat een .... in het park.
  3. 3. Hij hakt de boom om met de .... .
  4. 7. Hij is de baas van het schip.
  5. 8. Hij geeft een teken of een .... .
  6. 11. Soort boom.
  7. 13. De kinderen wachten in de .... tot de juf komt.