Across
- 4. Je steekt de stekker in het ...
- 5. Het hart van de computer.
- 9. Back-up
- 11. Niet knippen of kopiëren, maar ....
- 12. De computer blokkeert. Ik druk op ctrl + alt + del
- 13. Iets oud .... door iets nieuw.
- 14. Geef de infinitief van het verbum: Ik …… een beamer ….. op mijn computer.
Down
- 1. Het bericht.
- 2. Deleten
- 3. Een geluidsbox naast de computer.
- 6. Zorgen dat er geen virussen op de computer kunnen komen.
- 7. Opslaan
- 8. De computer opnieuw starten.
- 10. Het document
