Across
- 4. De mol graaft een ... .
- 5. Ik gebruik een klein ... om op reis te gaan.
- 7. Het ... eet graag worteltjes.
- 8. Het duurt maar een klein ... en dan is het gedaan.
- 11. Er staat een klein ... in het midden van de weg.
- 13. Op het ... schreef ik mijn telefoonnummer.
- 14. Mama leest nog snel een ... voor het slapen gaan.
- 15. De ... maken weeral ruzie om speelgoed.
- 17. Het ... stond daar alleen in de weide.
- 18. Het klein ... in mijn hoofd zegt dat ik moet stilzitten.
Down
- 1. Hij is nog geen man, maar een ... .
- 2. Het ... lag lekker te rollen in de modder.
- 3. Niet een dier, maar een klein ... .
- 5. Er kwamen allemaal kleine ... uit de eieren.
- 6. Niet een vrouw, maar een klein ....
- 9. De mama kreeg een geen zoontje, maar een ... .
- 10. De kinderen van de klas mogen ... spelen als ze klaar zijn.
- 11. Mijn knuffel is een ... . Hij is bruin met ronde oortjes.
- 12. Het ... botste tegen de muur terug naar mij.
- 16. Doe je ... maar open voor een beetje frisse lucht.
